Je ziet het vast weleens in je omgeving: een kind dat heel erg teruggetrokken is, een kind dat extreem pleasegedrag vertoont of juist een kind dat snel agressief wordt en om de haverklap scheldwoorden gebruikt. Misschien wil je er iets van zeggen tegen de ouder, omdat je je zorgen maakt over het kind. Doe jij dat of toch liever niet?
Misschien herken je dit wel: dat je als ouder goedbedoeld, maar ongevraagd advies gaf aan een andere ouder of een vraag stelde over hun kind? (“Ik zie dat hij zich snel aangevallen voelt en andere kindjes slaat, is dat al lang zo?”) en er vervolgens zelf van langs kreeg: “Waar bemoei je je mee?”, “Zo is ze gewoon” of “Nee, jouw kind is normaal”. De meeste ouders ontvangen de feedback negatief, ze reageren defensief en gaan keihard tegen de opmerking in. Ze hebben het gevoel dat je hun kind veroordeelt. En hen als ouder daarmee ook.
Vaak is het anders als het gaat om werk of studie, dan zien we de positieve kant van feedback wel: daar accepteren we dat het juist de blik van buiten is die iets kan signaleren waar je zelf te dicht met je neus opzit. Het kan je ogen openen, een vermoeden dat je hebt bevestigen of je ergens over laten nadenken. Voorwaarde is dat de feedback in de juiste setting wordt gegeven: zonder publiek, door iemand waarvan je zijn deskundigheid accepteert of die je vertrouwt dat hij het beste met je voor heeft.
All good, zou je zeggen, want feedback brengt iets in beweging en geeft je de mogelijkheid te veranderen, te groeien, te leren.
Toch gaat die vlieger helaas niet op bij het ouderschap. Het is nog steeds een groot taboe om iets over elkaars kinderen te zeggen. Hou je mond maar, want dan word je aardiger bevonden dan wanneer je iemand confronteert (met wat volgens jou de waarheid is). Maar wie help je hiermee? Het kind? Of de volwassenen?
“Kun je je gekwetste ego even parkeren en je kind centraal stellen?”
Laat ik een voorbeeld geven van een signaal van gedrag dat niet gezond is. Bijvoorbeeld het kind dat regelmatig bij jou over de vloer komt en dat veel scheldwoorden gebruikt (ik hoef ze vast niet te noemen, you get the picture). Allereerst kun je jezelf afvragen: is het een incident of een gewoonte? Als het vaak gebeurt dan wil je hierover met de ouders praten. Niet om hen de les te lezen, maar vanuit liefdevolle zorg voor het kind. En ook uit zorg voor je eigen en andermans kinderen die daar bij zijn. Je eigen grenzen hierin aangeven, het bespreekbaar maken.
Jong geleerd, oud gedaan
Het gaat er niet om of een kind weet wat een scheldwoord letterlijk betekent maar dat hij blijkbaar van zijn ouders leert dat het oké is die termen te gebruiken. Of de ouders zijn niet in staat het gedrag te stoppen. Krachttermen laten zien dat je je emoties niet kunt reguleren, dat je van je gevoel verwijderd raakt en niet in staat bent op een gezonde manier je emoties te uiten en te hanteren.
En zoals met veel dingen is jong geleerd oud gedaan, dus wat zal dit kind later in de puberteit of nog later (als volwassene in het verkeer) doen als er iets tegenzit? Precies, dezelfde en ergere krachttermen worden gebruikt, omdat hij als kind niet geleerd heeft emoties op een andere manier te uiten. Daarom is het belangrijk dergelijk gedrag vroeg te signaleren en er aandacht aan te besteden. Als de ouders dat niet doen (omdat het kind het thuis misschien niet doet), het gedrag negeren of het belang van ingrijpen niet inzien (omdat ouders het niet direct koppelen aan het onvermogen emoties op een gezonde manier te uiten), dan kun jij daar een rol in spelen. Door het bij de ouders aan te kaarten, te benoemen wat je hebt gezien bij hun kind en uit te leggen waarom je dat opvalt. Op een ‘veilige’ manier: op een rustig moment, in zorgvuldige bewoording, zonder verwijt.
Andersom, als jij degene bent die de feedback krijgt, dan is het natuurlijk niet leuk om te horen dat er ‘iets is’ met je kind. Maar probeer nu je gekwetste ego en je slachtoffergevoel even te parkeren zodat je je kind centraal kunt stellen. Hoe kun je hem helpen? Hoe kun je zorgen dat hij wel over zijn emoties durft te praten met je, hoe maak je jullie band sterker en houd je hem dichtbij?
Als ouder ben jij er om hem te begeleiden in het volwassen worden. Soms zie je hierbij misschien een onderdeel over het hoofd, iets dat je in je eigen jeugd van jouw ouders ook niet hebt geleerd. Een ander ziet dit misschien wel en kan je daarmee een grote dienst bewijzen door het aan te kaarten.
“Gaan we zorgvuldiger om met auto’s dan met kinderen?”
Liever roddelen dan confronteren
Als je een keer tegen een andere auto botst of schaaft, dan zie je krasjes, deuken of andere beschadigingen. Je regelt het met de eigenaar en vult een schadeformulier in. Met grote zorg wordt het geheel afgehandeld, de krasjes en deukjes worden gerepareerd.
Als je een auto vergelijkt met een kinderziel is het zo dat je er na een ‘botsing’ met je kind geen krasjes op ZIET, maar ondanks het feit dat je het niet direct ziet, wil niet zeggen dat het er niet is. Onder een ‘botsing’ met je kind bedoel ik iedere keer als jij als ouder je emoties niet kunt beheersen, je kind angst aanjaagt, over je kind praat, je gevoel wegdrukt, niet reageert, geen tijd hebt, zijn gevoel bagatelliseert, bekritiseert, weglacht, wegloopt, je kind afsnauwt, je kind alleen laat met zijn emoties enzovoorts.
Zo gebruikelijk als het is om na een botsing een schadeformulier in te vullen bij schade aan derden, hoe ‘ongebruikelijk’ (lees: taboe) het is om schade aan een kind te signaleren en de ouders er op te wijzen. Onze maatschappij kiest er in geval van andermans kinderen voor om weg te kijken, onder het mom: leven en laten leven of…als het te erg wordt erover te roddelen, maar niet om de ouders aan te spreken. En dat kan anders.
Je kind is geen auto
Maar mijn kind is toch geen auto? Precies, je kind is geen object, geen bewegend ding, je kind is een mens en daarom zelfs waardevoller dan een auto. Toch gaan we er minder zorgvuldig mee om in het geval van beschadigingen.
Dus de centrale vraag is: blijven we het taboe in stand houden en kijken we de andere kant op of attenderen we andere ouders op afwijkend gedrag en zorgen we dat kinderen met onze hulp gezonde volwassenen kunnen worden?