Hechting is een proces, geen gegeven. En er zijn talloze factoren die dat proces moeilijker maken, de zogenaamde risicofactoren. Opgroeien in een eenoudergezin is er een van, maar er zijn nog veel meer risicofactoren die het hechtingsproces kunnen verstoren. In deze blog wil ik verduidelijken hoe dat precies werkt en hoe je ervoor kunt zorgen jouw kind uit de statistieken te houden.
Relatieproblemen tussen ouder en kind
Hoeveel ouders van deze groep jongeren ook bij een hulpverlener lopen zegt het onderzoek niet, hoewel dat interessant zou zijn. Want als je het vanuit de hechtingstheorie bekijkt, moet niet het kind ‘gefixt’ worden, maar moet de ouder aan de bak om de relatie te verbeteren. Opvoedproblemen zijn in die zin eigenlijk relatieproblemen tussen ouder en kind. Het loopt niet lekker tussen jullie, je begrijpt je kind niet, hij begrijpt jou niet en voelt zich niet gehoord en gezien, jij bent vervolgens niet in staat om op de juiste manier te reageren op zijn behoeften, hij raakt boos en gefrustreerd, jij hebt steeds minder geduld en zo raken jullie steeds verder van elkaar verwijderd. Er zijn in de theorie risicofactoren benoemd die deze problemen kunnen veroorzaken, deze negatieve spiraal in werking kunnen zetten. Dat kunnen risicofactoren aan de kant van de ouder zijn, of aan de kant van het kind. Jij kunt als ouder bijvoorbeeld:
- psychische problemen hebben, zoals een depressie
- onzeker zijn over je opvoedingsvaardigheden, of je het wel goed doet
- stress hebben
- zelf onveilige gehecht zijn, verwaarloosd, mishandeld, onverwerkte trauma’s hebben
- moeder van middelbare leeftijd of juist een tienermoeder zijn
- alleenstaand ouder zijn
Al deze risicofactoren zorgen ervoor dat het voor jou als ouder moeilijker is om sensitief en responsief te zijn naar je kind. Daarvoor word je teveel in beslag genomen door je eigen problemen, zorgen, onzekerheden of verleden.
Je kind kan ook risicofactoren met zich meedragen bijvoorbeeld:
- vroeggeboren zijn, in een couveuse gelegen hebben
- via keizersnede geboren zijn of andere complicaties bij de geboorte hebben ervaren
- een moeilijk temperament hebben
- een huilbaby zijn
- een lichamelijke ziekte/handicap of verstandelijke beperking hebben
- geadopteerd zijn
- over- of ongewenst zijn
- een vervang- of verzoenkind zijn
Deze risicofactoren zorgen ervoor dat het moeilijker is als ouder om de signalen van je kind te lezen en te interpreteren en daarom hebben deze risicofactoren ook invloed op jullie hechtingsrelatie. Als je kind overmatig huilt of moeilijk gedrag vertoont (temperament) dan kan dat heftige emoties bij je oproepen (aversie, angst, boosheid, frustratie), die het lastiger maken om je kind liefdevol aan te raken, te knuffelen en begrip en affectie te blijven tonen, geduld te hebben. Dit heeft natuurlijk zijn weerslag op jullie relatie, op jullie verbinding.
Er is dus een verband tussen de risicofactoren en de hechting en daarom is het niet verwonderlijk dat kinderen uit eenoudergezinnen (een van de risicofactoren) meer kans lopen om bij jeugdhulp terecht te komen. Net als kinderen die met een van de andere risicofactoren te maken krijgen.
“Verbeter jullie band: begin bij jezelf.”
Hoe laat je het niet zover komen?
Allereerst is het goed te beseffen dat het risicofactoren zijn, geen 1 op 1 oorzaak en gevolg. Dat risico kun je dus verminderen, verkleinen. Hoe doe je dat?
Per definitie zul je er hard voor moeten werken, omdat het niet vanzelf gaat. Als het je niet lukt om sensitief, responsief en adequaat te reageren op de behoeften van je kind, als het hechten moeilijk gaat, dan kost het energie om dat aan te passen, om dat wél (weer) te kunnen. Of je nu last hebt van stress, onzekerheid, een traumatisch verleden of een depressie hebt: je zult daar iets aan moeten doen wil je de relatie met je kind verbeteren.
Want het gaat niet zomaar en zeker niet vanzelf: het hechtingsproces is niet vanzelfsprekend. Opvoeden vraagt om inzicht, inzet en om aanwezigheid en bewustzijn. Als je zelf niet veilig gehecht bent, zul je dus veel inzicht moeten verkrijgen in hoe de band tussen jou en je kind gevormd wordt zodat je je bewust wordt hoe groot jouw rol als ouder daarin is. Alleen dan kun je patronen doorbreken en doe je niet hetzelfde als jouw ouder(s), geef je niet onbewust dezelfde hechtingsstijl weer door aan jouw kind.
Hou je kind uit de statistieken
Werk aan de winkel dus, voor elke ouder, maar zeker als je een ouder bent die een risicofactor met zich meedraagt. Door aan jezelf te sleutelen ga je de effecten van je risicofactor (stress, onzekerheid, psychische problemen) tegen en maak je jezelf veiliger gehecht. Als je voor jezelf een veiligere basis creëert, ben je in staat betere keuzes te maken in je werk, met je tijdsindeling en in je partnerkeuze. Keuzes die niet alleen beter zijn voor jou, maar vooral voor je kind en waardoor de kans kleiner is dat hij of zij in de problemen raakt. En zo wordt hechten weer makkelijker, jullie band sterker; je kind voelt zich (weer) gehoord, gezien en geliefd en de (gedrags)problemen verminderen. Hij vindt jou weer leuker, jij begrijpt hem beter, jullie groeien weer naar elkaar toe en klimmen samen uit het moeilijke dal. Op die manier houd je je kind uit de statistieken.
Lees eventueel ook het boek ‘Als hechten moeilijk is‘.