Laatst zag ik het gebeuren, in het zwembad. Twee vriendinnetjes stonden bij een moeder. “Ja, we hebben wel snoepjes gepikt, maar zij zei dat we dat moesten doen, ik wou het eigenlijk niet.” “Oooh, klikspaan! Je mag niet klikken!” antwoordde het andere meisje. De moeder keek heen en weer naar de meisjes; blijkbaar was haar dochter de klikspaan. “Nee, je mag niet klikken Guusje,” zei de moeder. “Maar jullie mogen ook geen snoep pikken, Anna en Guusje.” En daarmee was de kous af.
De meesten van ons hebben geleerd dat je niet mag klikken. Ken je dat liedje nog?
klikspaan, boterspaan,
je mag niet door m’n straatje gaan,
hondje zal je bijten,
poesje zal je krabbelen,
dat komt van al je babbelen.
Maar is klikken eigenlijk zo erg?
In het bovenstaande voorbeeld was er blijkbaar iets gebeurd dat niet mocht, de moeder voelde dat aan en wilde de waarheid boven tafel krijgen. Haar dochter deed dat en gaf toe dat ze snoep hadden gepikt, maar dat het een idee van het andere meisje was. Als dat werkelijk het geval was, dan sprak ze dus de waarheid. Een waarheid die het andere kind niet zo goed uitkwam, omdat die haar in diskrediet zou brengen. De dochter voelde zich – ondanks het vooruitzicht dat haar vriendinnetje het vervelend zou vinden ontmaskerd te worden – zeker genoeg om de waarheid aan haar moeder te vertellen. Dat zegt iets over de hechtingsband tussen deze moeder en haar kind, namelijk dat die sterk is, dat het kind geen geheimen voor haar moeder heeft en de waarheid durft te vertellen, ook als die niet leuk is en misschien nadelige gevolgen heeft voor haar. Want de dochter had zelf natuurlijk ook snoep gestolen.
De kant van Guusje
Vanuit de hechting bezien is Guusjes gedrag positief: verantwoordelijkheid nemen voor je acties en daar eerlijk voor uitkomen laat zien dat je je veilig genoeg voelt om dat te doen, dat je niet bang bent voor een straf of een klap, voor een rotopmerking of scheldkanonnade van je ouder. In plaats van te denken ‘mijn kind is een klikspaan’, zou je als ouder dus ook kunnen denken ‘hé, hij durft zijn ongenoegen te uiten naar mij en de waarheid te spreken, wat fijn!’.
De kant van Anna
Anna uit het voorbeeld had blijkbaar niet voldoende vertrouwen dat het oké was om de waarheid te vertellen. Ze wilde het snoep pikken liever geheimhouden, nam geen verantwoordelijkheid voor haar aandeel in het geheel en werd boos op haar vriendin die haar ontmaskerd had. Misschien was Anna’s moeder of vader in soortgelijke voorvallen erg boos geworden, of had ze straf gekregen (op een strafbankje zitten of een week geen I-Pad, oef): in elk geval had Anna door eerdere ervaringen de conclusie getrokken: “No way dat ik eerlijk ben over dat snoep pikken, want dat loopt niet goed af.”
“Een kind onthoudt dat het slecht is om te klikken, in plaats van dat het goed is om eerlijk te zijn.”
Jouw rol als ouder
Woorden als klikken en liegen zijn zware woorden om te gebruiken bij kinderen. Ze onthouden ze en komen in hun hoofd in het vakje ‘heel erg’: het is heel erg als je liegt of klikt. In plaats van dat het kind onthoudt dat het goed is om eerlijk te zijn, onthoudt het dat het slecht is om te klikken. Als ouder kun je daarop letten in je taalgebruik, door woorden als liegen, bedriegen en klikken niet te gebruiken, zodat je kinderen het ook niet kunnen overnemen.
Daarnaast kun je als ouder je kind ook uitnodigen om de waarheid te spreken, je kind stimuleren dat te doen. En vooral door daarna deze eerlijkheid niet af te straffen, op wat voor manier dan ook. De les voor je kind is uiteraard nog steeds dat je niet mag pikken, maar je kunt ook zeggen dat je blij bent dat je kind de waarheid heeft verteld. In het geval van Guusje zou je als ouder daarnaast nog kunnen zeggen dat ze niet altijd zomaar moet doen wat andere kinderen zeggen, maar zelf moet blijven nadenken, zelf haar grenzen moet aangeven als ze iets niet wil.
Zo help je je kind op een constructieve manier.
En misschien kunnen we de tekst van dat oude kinderliedje in de toekomst ook eens aanpassen. Ideeën?