Het familierecht moest maar eens gemoderniseerd worden, vond de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Want het is niet meer van deze tijd dat een kind geen vier ouders zou kunnen hebben. Allemaal in het belang van het kind volgens de Commissie Wolfsen, maar ik zet daar joekels van vraagtekens bij.
De aanbevelingen van de commissie stellen dat het ‘in principe’ niet schadelijk is voor een kind om op te groeien in een eenoudergezin, een samengesteld gezin, met stiefouders, of dat een kind heen en weer reist tussen twee huizen waar twee stellen wonen. En daarom moeten kinderen in deze laatstgenoemde situatie – die zich in de praktijk steeds vaker voordoet – juridisch ook beschermd worden, vindt de commissie.
Ho, wacht eens even, even een stukje terug.
De woorden ‘in principe’ zijn hier heel diplomatiek gekozen. Want in principe hoeft een kind er geen schade van te ondervinden als het opgroeit bij vier ouders, daar heeft een team van psychologen, pedagogen, juristen en sociologen zich over gebogen en is met deze conclusie gekomen.
Maar: als een kind vier ouders heeft, die allemaal evenveel zeggenschap hebben over de opvoeding, schoolkeuze, keuze van woonplaats, zeggenschap over medische ingrepen, afspraken met vriendjes, eetgewoontes, religie, omgang met familie enzovoorts enzovoorts, dan is de kans op schade, wel groter.
Waarom is dat zo?
Prof. dr. Ido Weijers (emeritus hoogleraar Jeugdbescherming Universiteit Utrecht), omschreef het heel helder in zijn NRC – meer ouders, meer ruzie naar de opinie pagina van de NRC (dd 12-12-‘16): bij meeroudergezag en meerouderschap is de kans op vechtscheidingen groot. Groter nog dan bij een ‘gewoon’ gezin van twee ouders, waar de kans op een scheiding ook al 40% is. En waarvan een aanzienlijk deel al in een vechtscheiding ontaardt, met alle mediation, getouwtrek, juridische procedures, ouderschapsplannen die daarmee gepaard gaat. Met het kind als grote verliezer, want zijn belangen worden al snel uit het oog verloren.
“Hoe meer zielen, hoe meer gedoe.”
Het risico op een scheiding stijgt exponentieel met elke persoon die er extra aan de opvoedingssituatie deelneemt, zegt Wijers. En de problemen kunnen bovendien groter en complexer worden als een van die stellen – of allebei – besluiten na een aantal jaren toch maar uit elkaar te gaan. Met als gevolg wederom getouwtrek om het kind (alle vier de ouders houden immers omgangsrecht!), waar hij gaat wonen, wie wat voor hem gaat betalen enzovoorts. Wie is er weer de pineut: juist, het kind.
Ironisch genoeg noemt de Commissie Wolfsen het advies om het familierecht aan te passen juist in het belang van het kind.
Over wat voor schade hebben we het eigenlijk? Een kind heeft het nodig dat:
- zijn ouders er voor hem zijn;
- dat hij gezien, gehoord en begrepen wordt;
- dat hij er blind op kan vertrouwen dat er voor hem gezorgd wordt;
- dat hij zo weinig mogelijk stress heeft.
Alleen dan kan hij zich hechten aan zijn ouders en kan hij zich sociaal-emotioneel optimaal ontwikkelen. Dit heb ik niet zelf bedacht, maar is allemaal de basis van de hechtingstheorie van Bowlby. Bij elke scheiding komen alle bovengenoemde voorwaarden in het geding en bij een vechtscheiding al helemaal. De basis van het kind valt weg en dat geeft stress, onmacht, onzekerheid, onduidelijkheid, onveiligheid. De kans op schade is aanwezig.
Dus waarom onnodig risico nemen door bij meeroudergezinnen alle vier de ouders juridische zeggenschap te geven over het kind, als we weten dat het bij een ‘klassieke’ scheiding tussen twee ouders al heel moeilijk is in het belang van het kind te handelen?
Dat zou ik Minister Ard van der Steur wel eens willen vragen.
Want misschien zit modernisering van het familierecht niet in het vergroten van de groep mensen die zeggenschap over het kind heeft, maar in het werkelijk beschermen van het kind, door onnodige risicofactoren te beperken bij wet.